Anesthesierichtlijn
Sommige behandelingen worden gedaan met verdoving (anesthesie). Het gaat hierbij om lokale anesthesie, denk bij voorbeeld aan het trekken van een tand of kies waarbij er dan geen pijn gevoeld wordt door de patiënt.
Het is belangrijk dat de medische anamnese van de patiënt dus up-to-date is. Bij bepaalde ziektebeelden (diabetes of hartproblemen) wordt een andere soort anesthesie voorgeschreven.
Voor het toedienen en het gebruik van anesthesie zijn duidelijke regels vastgesteld waaraan de tandarts en/of bevoegde tandartsassistente zich moet houden.
Het doel van het geven van anesthesie is, geen pijn voor de patiënt tijdens de behandeling.
WIP richtlijnen geven van anesthesie
Tandarts of tandartsassistent is bevoegd en bekwaam om een verdoving te kunnen geven. De tandarts moet de tandartsassistent in dit geval ook bekwaam vinden. Als hij/zij er geen vertrouwen in heeft, wordt er niet verdoofd door een assistent ook al heeft hij/zij het certificaat behaald. Het certificaat van de gevolgde cursus moet in het pand aanwezig zijn in de persoonlijke map van de assistent. De assistent moet goed weten waar hij/zij mee bezig is en bij twijfel geen verdoving geven. Vraag aan de tandarts of hij/zij de verdoving wil geven.
Aan het begin van de dag wordt de agenda samen met de tandarts besproken. Hij/zij bekijkt de patiënten die komen en in overleg wordt er bepaald bij welke personen de anesthesie mag geven De tandarts geeft opdracht aan de assistent die bevoegd is om de verdoving te geven; zonder opdracht van de tandarts mag een assistent geen verdoving geven.
Voor u begint met het geven van de verdoving moet er drie vragen gesteld worden;
- Gebruikt u medicijnen (ja, welke, waar gebruikt u ze voor, overleg met de tandarts of de anesthesie hierbij geen contra-indicatie heeft)
- Bent u onder behandeling van arts of specialist (ja, bij wie en waarvoor, overleg met de tandarts)
- Heeft u eerder een verdoving gehad, zo ja hoe ging dat (heeft u wel eens een allergische reactie gehad)
Als er niets aan de hand is, vraag u of het goed is dat tandarts of tandartsassistent gaat verdoven. Zo ja, dan kun u een verdoving geven.
In de behandelkaart wordt de verrichting ingevoerd met eigen initialen.
Als er op een van de medische anamnese bepaalde gezondheidsvragen met : “ja” beantwoord zijn, dan moet u een nieuwe anamnese maken en overleggen met de tandarts of het verantwoord is dat u gaat verdoven . Beslis nooit geheel zelfstandig, koppel alles terug naar de tandarts als er geen tandarts aanwezig is mag u nooit een verdoving geven. Als u langer dan zes maanden niet meer verdoofd heeft, dan bent u niet meer bekwaam en moet u weer een verkorte cursus volgen. Bij twijfel geeft u geen verdoving en legt u uit aan de patiënt waarom u toch niet de verdoving geeft. U vraagt vervolgens of de tandarts de verdoving wil geven. (Bijvoorbeeld als bij een “mandibulair blok “de injectie locatie niet te voelen is. Zijn er complicaties opgetreden: altijd opschrijven in het bij behandelplan; hoe, wat te vervolgen!
- Doe een gedegen anamnese-update (inclusief medicatie-overzicht en vragen naar eventuele zwangerschap).
- Informeer de patiënt over doel, noodzaak, risico’s, eventuele alternatieve behandelmethode van de verdoving en de gevolgen van niet verdoven.
- Informeer de patiënt over het soort verdoving u wilt geven.
- Informeer de patiënt over de mogelijke bijwerkingen (medisch/ fysiologisch, maar ook de mentale reactie die kan volgen, zoals bijvoorbeeld duizeligheid door spanning). Geef deze informatie, waar mogelijk en wenselijk, schriftelijk mee. Zie verder de patiënten website.
- Biedt de patiënt de mogelijkheid om de bijsluiter te lezen. U kunt deze bijvoorbeeld in de wachtkamer of zichtbaar bij de balie leggen.
- De bijsluiters zijn ook online beschikbaar via de site van de VGT.
- Geef aan waar de patiënt tijdens en ná kantooruren terecht kan met vragen naar aanleiding van de verdoving en de (eventuele) bijwerkingen.
- Ga na of u toestemming heeft voor het geven van de verdoving.